Zelf acceptatie

13 October 2021

 

Zelfacceptatie sleutel tot nieuwe leven

 

 

John Buijs richtte als drugsverslaafde gigantisch spoor van schade aan, maar vecht voor laatste kans

 

Zelfacceptatie sleutel tot nieuwe leven

 

Moedige Moeders berichtte onlangs al dat er recentelijk veel vraag was naar drugstesten en op de zitjes, waar in een aantal gevallen op dertien-, veertienjarige leeftijd wordt gedronken, ook veel gaande is. Drugsgebruik in verschillende soorten en maten, de alcoholinname, de gokverslavingen, het is nog altijd aan de hand in Volendam onder jong en oud(er). Meerdere dorpsgenoten zitten her en der in de verslavingsklinieken. John Buijs (32) is er daar één van. Een goedlachse gast(heer), die het iedereen naar de zin wilde maken. Ondertussen worstelde hij binnenskamers met zijn eigen identiteit. Want homoseksueel zijn paste niet bij het stoere imago dat John zich wilde aanmeten. ,,Door veel drank en drugs te gebruiken, verdoofde ik die strijd in mezelf, vluchtte ik er van weg. En ook al kwam ik na zoveel jaren uit de kast, ik accepteerde mezelf niet.” Hij verloor niet alleen het contact met zichzelf, maar ook met zijn omgeving, omdat hij op het persoonlijke (en zakelijke) vlak ongekende sporen van vernieling aanrichtte. Sinds hij in De Stam Verslavingszorg zit, voelt hij zich herboren. De weg is nog lang. En Volendam is voor hem niet meer die vertrouwde omgeving, maar zal vanaf nu alleen nog maar de bestemming van bezoekjes krijgen. 

 

Met een dagplanning op zak is hij – met het Openbaar Vervoer vanuit Den Haag – even terug in zijn geboortedorp. Als hij vertelt over de ontmoeting van zojuist, glinsteren zijn ogen. ,,Ik heb het kind van mijn zus vast mogen houden. Een magisch moment…” Een samensmelting die er niet meer van leek te komen. Omdat hij kans op kans kreeg, maar ook verkwanselde. Hij moet diep door het stof gaan, vanwege alle veroorzaakte ellende. ,,Dit vind ik ook spannend”, doelt hij op het zichzelf blootgeven. Maar hij wil zijn ‘echte ik’ tonen en hoopt er anderen mee te helpen.

,,Ik ben opgegroeid in een liefdevol gezin en ik had veel vriendjes. Was wel een drukke jongen, er werd ook ADHD vastgesteld. Op de middelbare school kwam ik er achter dat ik gevoel had voor jongens had. Ik raakte in mezelf gekeerd, had het gevoel dat ik er niet bij hoorde, dat ik anders was en dat ik dat niet wilde zijn. Homo, gay. Dat woord werd en wordt in het Volendamse vaak genoeg gebruikt als scheldwoord. Dat wilde ik niet zijn, ik wilde stoer en ruig zijn en ging daarnaar handelen, daarom ging ik kickboksen. Daar kwam ik ver mee, ik heb ook tijdens gala’s wedstrijden gevochten. Dan was ik populair op school en ik kickte op de aandacht die ik daardoor kreeg. Dat haalde de aandacht weg van het homo-gebeuren.”

Het was allemaal voor de buitenkant. Op zijn zeventiende kwam hij bij restaurant De Lunch te werken. ,,Ik mocht al snel bedrijfsleider worden. Die aandacht gaf me een goed gevoel, ik was íemand, had personeel onder me, een bedrijfsbus. Zo kwam ik op de dijk alle generaties jongeren tegen en in deze hoedanigheid werd ik gezien zoals ik wilde worden gezien. Niet als mijn eigenlijke-ik. Mijn vrienden gingen met meiden experimenteren, ik voelde me daar niet lekker bij. Meedoen met ‘praten over vrouwen’ vond ik lastig. Ik was wel een allemansvriend, had een voorbeeldfunctie. Hielp iedereen, ook klanten, gaf iedereen aandacht, dat vulde ik goed in, want ik wilde zelf lief worden gevonden.”

Ondertussen experimenteerde hij al wel met iets anders: drugs. ,,Ik ontwikkelde al depressieve gevoelens. Want diep van binnen, wist ik dat ik iemand was die ik niet wilde zijn.”

 

Schok

 

In november 2009 ging er een schok door Volendam, toen Jan Schilder zichzelf van het leven beroofde. ,,Ik praatte veel met Jan. Ook over dat ik het niet kon handelen waar ik mee zat. Toen Jan overleed, belandde ik in een diepe put, werd ik nog depressiever. Ik had geen zin meer in leven. Ben ik vanuit mijn werk naar een treinspoor gegaan, maar op het moment dat ik het moest doen, durfde ik niet. De impact die de dood van Jan op me had, het enorme verdriet bij de mensen die hij achterliet… ik kon het niet.”

,,M’n vrienden wisten zich geen raad met me, snapten het niet. Met een enkeling deelde ik mijn problemen, bij een enkeling liet ik een ballonnetje op van ‘misschien ben ik wel homo’, maar dat ging het ene oor in en het andere uit. Ik durfde het niet ‘groter’ te delen, ook al wist ik dat het bij anderen geen probleem zou zijn. Homo-zijn paste simpelweg niet in mijn beeld van wie ik moest zijn.”

,,Kwam ook door het beeld dat ik had van homo’s. Dat koppelde ik aan het extreme gedrag, aan de Gay Pride. Als ik wel eens in Amsterdam was en ik zag iemand iets roze dragen, dan draaide ik gelijk om en praatte er negatief over: ‘nichten’. Ik creëerde voor mezelf een afkeer en dat beeld hield ik stevig vast. En daar koppelde ik ook mezelf aan: als je homo bent, dan ben je zoals zij. Ik gooide alles op het kickboksen, als uitlaatklep. Ging soms drie keer per dag trainen. Het was deels een vlucht.”

,,Bij psychologen vertelde ik wel mijn verhaal, ze zeiden dat ik mijn beeld kon veranderen, maar ik zei dat ik dat niet wilde. Ik wilde hier niet zijn, wilde er niet mee leren leven. Ik werd telkens doorverwezen, had inmiddels een zware dosis ADHD-pillen, deed me steeds anders voor en had enorm veel onrust in mijn hoofd. Door de combinatie met de drugs zat ik met allerlei tikkies. Ik besloot naar Thailand toe te gaan, om elke dag te gaan kickboksen. Twee maanden lang zat ik in trainingskamp, was er zes uur per dag mee bezig.”

 

‘Die coming-out ging rond over Volendam, dat vond ik verschrikkelijk. Ik kreeg supergoede reacties, maar… ik had het zelf nog niet geaccepteerd. Ik wilde dood’

 

,,Vlak voor vertrek was ik uit de kast gekomen. Die coming-out ging rond over Volendam, dat vond ik verschrikkelijk. Ik kreeg supergoede reacties, maar… ik had het zelf nog niet geaccepteerd. Ik wilde dood en zei dat ook tegen mijn moeder. Ben ik neurofeedback gaan doen, daar reageerde ik erg emotioneel op. De specialisten wilden stoppen, omdat ze heel veel drukte in mijn hoofd zagen. Ik besloot op mezelf te gaan wonen, mijn eigen plekkie, misschien een nieuwe start en een jongen ontmoeten, want ergens snakte ik wel naar liefde. Maar het ging helemaal fout. Ik ging nog meer drugs gebruiken, isoleerde mezelf nog meer en stopte mijn gevoel helemaal weg.”

,,Ik vond het moeilijk om naar mijn werk toe te gaan. Ook al was dat een veilige zone voor mij, toch voelde ik me daar ‘die homo’. Ik deed het heel goed, maar op een gegeven moment dronk ik tijdens mijn werk of voorafgaand. Ik raakte naar de kloten, werd steeds ongelukkiger. Ik hechtte waarde aan de vriendschappen die ik had, dat waren mensen die dicht bij me stonden en waar ik – onder invloed – mee kon praten. In heftig drugs- en drankgebruik voelde ik me goed. Daar omheen niet meer. Dus werd het gebruik nog heftiger, zeven dagen, plus wakker worden met wodka. Werken ging niet meer, ik functioneerde niet goed.” 

,,Ik probeerde dingen te combineren, voordat ik ging slapen. Valium en diazepam, in de hoop dat ik niet meer wakker zou worden. Mensen om me heen zagen dat ik met mezelf in de knoop zat. Ik wilde echter niet dat ze dicht bij me kwamen, dan zei ik gewoon ‘ik ben een geboren vrijgezel’. Ik lachte de dingen weg, maakte hét onderwerp zelf niet bespreekbaar en bouwde een muur om me heen.”

Hij switchte van baan. ,,Ging in de vis en als ZZP-er in de bouw, maar nam telkens mijn verslaving mee. En al die tikkies, met mijn hoofd en geluidjes… Op een gegeven moment kwam ik nergens meer opdagen. Zat zo verstrikt in mijn gebruik.”

 

Elektriciteitsmast 

 

,,Ben ik op eigen initiatief naar de kliniek van Rodersana gegaan. Dat vond ik moeilijk, want dan moest ik nuchter worden en blijven. Maar daar kwam ik er wel voor het eerst achter dat ik gevoel had. Het duurde maar een maand. Vrienden gingen uit, ik verveelde me. Tijdens de kermis offerden twee vrienden zich op om met me op vakantie te gaan. Het ging helemaal mis. Vlak voor de vlucht nam ik een borreltje tegen de zenuwen. Maar aan boord werd in onrustig, wilde meer drank en dat kreeg ik het niet. Ging ik mensen uitschelden. Toen we arriveerden, kocht en dronk ik zoveel drank, dat ik de hotelkamer verbouwde en m’n maatjes pijn heb gedaan. Ik wilde er ook een zelfmoordpoging doen en klom dronken een elektriciteitsmast in. Op het moment dat ik de onder stroom staande apparatuur aanraakte, dacht ik uit elkaar te ploffen, maar er gebeurde niks...”

Naderhand meldde hij zich weer aan de poort van Rodersana. ,,Eenmaal ontnuchterd werd ik met werk door De Lunch geholpen, ging ik timmeren en mijn moeder hielp me. Maar al snel voelde ik me weer eenzaam, dacht ‘ik zal toch nooit een vriend krijgen’ en viel weer terug in de drugs. Zei tegen mezelf: ‘dit is gewoon mijn leven, altijd onder invloed. Rot maar op, er is niks beters’. Nuchter zijn, dat is het niet. En ik had alle hulp gehad, zo maakte ik mezelf wijs. Iedereen accepteerde het, behalve ikzelf. Ik koos voor een leven met drank en drugs, mijn moeder hield mijn huisje op orde en trof mij regelmatig aan, helemaal ‘doorgejekkerd’. Of ze vond van alles, als ik lag te slapen. Dat was een heftige periode. Het contact werd steeds minder, maar ik had overal schijt aan.”

,,Ik heb mijn ouders en zusje ongekend veel aangedaan. Mijn zusje heeft minder aandacht gekregen, omdat alle aandacht naar mij ging. Zij zag en voelde de pijn van mijn ouders, die ook met elkaar in de clinch lagen, omdat ze er verschillend mee om gingen. Mijn vader is een gesloten type. Hij probeerde mij los te laten, omdat hij zag dat het niet gaf. Mijn moeder bleef toch veel voor me doen en ik heb haar zoveel verdriet gedaan. Zij zag het ‘junkhol’ en voelde dat het helemaal mis was.”

 

‘Ik heb mijn ouders en zusje ongekend veel aangedaan’

 

,,Op een gegeven moment heb ik in een wanhoopspoging, helemaal roekeloos, alles verkocht. Mijn huis, spullen, alles. Ik wilde overal vanaf zijn. Eerst trok ik de Ardennen in, om te proberen mezelf terug te vinden. Daarna ging ik naar Zweden. Daar zat ik vooral in de auto, met mijn leven, wat ik nog had, achter in mijn auto. Ik was diep ongelukkig, zat dronken achter het stuur. Kwam ik bij een hostel, dat werd gerund door twee Nederlanders. Daar kon ik mediteren, in de natuur, aan yoga doen. Een van hen maakte een project van mij. Ik werd daar wel rustig, maar dat ene knelpunt bleef: dat ik mezelf niet accepteerde. Ging ik toch weer drinken. Extreem. Op mijn verjaardag stapte ik in de auto, dronken, in de hoop dat ik een ongeluk zou krijgen… En dat is ook gebeurd. Ik sloeg over de kop en belandde in het water. Toen ik er uit kroop, begon de auto te branden. Stond ik daar, langs de weg en zag mijn hele leven in het water zakken. Op de ‘Road to nowhere’, zo heet het daar, in de wildernis, geen autoverkeer, met zestien graden onder nul, op shirtje. Ik dacht dat ik zou doodvriezen. Een passerende vrachtwagenchauffeur stopte en belde de politie. Ik werd eerst afgevoerd naar het ziekenhuis, maar ik had wapens in de auto, dus toen die gevonden waren, werd er politieonderzoek gedaan. Ben ik het ziekenhuis uitgelopen…”

,,De jongens van het hostel haalden me op.” In andere landen liet hij ook sporen na. ,,Ik was in Duitsland met coke gepakt, had boetes uitstaan in Duitsland, Noorwegen en Zweden, schulden hier van achterstallige betalingen. Tussendoor een koopverslaving, liet ik elke dag een pallet bij m’n moeder op de stoep komen.”

,,Eenmaal terug, vond ik werk bij een bakkerij in Edam en leerde twee mensen kennen, Max en Hilde. Bij hen mocht ik zijn wie ik wilde zijn en voelde me zo thuis. Zij was mijn tweede moeder. Ik gebruikte nog wel. Verder had ik niks meer. Geen vrienden, alle contacten waren verbroken. Ik was teleurgesteld in mezelf, had her en der schulden.”

 

Wieg

 

Hij rommelde enige tijd door. ,,Vorig jaar wilde ik niet meer. Ik sliep her en der, maar werd er ook overal weer uit gezet. Stond steeds weer op straat. Ik was zó heftig in gebruik, had overal schijt aan. ‘Voor eind december spring ik uit de lichtmast van FC Volendam’, dacht ik. Kwam mijn moeder met het idee om naar De Stam te gaan.”

,,Ik maakte de stap, was ten einde raad. Daar bleek dat het allang niet meer alleen de issue van geaardheid was, maar dat ik erg onzeker was, geen zelfvertrouwen meer had, geen vertrouwen in de mens, geen kracht, ik wist niet meer wie ik was. In de eerste weken stelde ik me daar niet open. Met al die ‘jassen’ om me heen. Ik bleef angstig en stil in de bank zitten, ‘zij praten in een taal die ik niet ken’, zei ik tegen mezelf.”

,,In De Stam word je als het ware opnieuw in de wieg gelegd. De eerdere diagnoses gaan aan de kant, je gaat opnieuw leren lopen. Eens kijken hoe dat gaat, wie je bent en wat je doet. Je wordt uit de tent gelokt, moet zelf leren met teleurstellingen om te gaan. Maar ik kreeg bijvoorbeeld ook een ‘nee-opdracht’. Als tiener wilde ik voor iedereen klaar staan, maar vergat mezelf. Nu moest ik twee weken lang ‘nee’ zeggen als iemand iets vroeg. Dat lijkt op andere mensen teleurstellen, maar ik leer zo grenzen aan te geven. Dat lukt nu veel beter, terwijl ik in het begin, als er even ruimte en tijd was voor mezelf, dan ging ik mezelf verstoppen in taken voor een ander doen. ‘Dat doe ik wel’. Daar werd ik mee geconfronteerd, dat ik niet met mezelf bezig was. Moest ik als opdracht in de bank leren zitten en ruimte voor mezelf te nemen. Dat voelde ongemakkelijk, maar het ging steeds beter.”   

 

 

 

 

,,Bij De Stam ben ik rustig geworden, niet meer die stuiterbal. Het is een veilige omgeving. Nu word ik er een fenomeen genoemd. Mensen daar leunen op mij, ik ben een voorbeeld voor de groep, ben zo sterk, zó gegroeid. Ik heb er zoveel zekerheid en kracht gevonden. Ook op het gebied van het homo-zijn.”

 

‘Toen ze in De Stam spraken over karaoke, zei ik ‘dat ga ik echt niet doen’. Nu zet ik dagelijks de tent op z’n kop’

 

,,Ik weet nog dat een begeleider van De Stam een vriend meenam en die zei dat hij ook homo was. Klapte ik dicht, voelde me ongemakkelijk. Ik heb echt een heel proces moeten doorstaan, wat ik in Volendam niet durfde. Daar durfde ik niemand te knuffelen, dan vinden ze me een smeerlap, dacht ik. In De Stam kreeg ik de opdracht om vijf keer per dag te knuffelen, of, als we samen tv keken met de groep, naast een andere jongen te gaan liggen. Man, trillen dat ik deed in het begin, zó ongemakkelijk.” 

,,Ik durf nu intimiteit aan te gaan. Uit de comfortzone te komen. Toen ze daar spraken over karaoke, zei ik ‘dat ga ik echt niet doen’. Nu zing ik liedjes van Jan Smit en zet dagelijks de tent op de kop. Vind het nog leuk ook. Een dansoefening doen? ‘Dan ga ik naar huis’, zei ik. Omdat ik bang was wat een ander van me vond. Moest in een jurkje met een panty, een balletdans doen van een minuut. Naderhand kregen we ook andere van dat soort opdrachten. Daar kijk ik nu gewoon naar uit. Waar ik voorheen zo’n afkeer tegen had. Ik heb bijvoorbeeld ook twee weken met een shirtje aan moeten lopen met daarop Proud to be gay.”

,,Mijn zelfbeeld is zó goed, ik ben gelukkig met wie ik nu ben en dat heb ik oprecht nooit eerder meegemaakt. Daarom wil ik niet meer terug naar Volendam. In een omgeving waar bepaalde jongens  nog onder invloed zijn. Ik gun ze het allerbeste, maar voor mij is het te gevaarlijk. Dan kan er zomaar een deurtje op een kier worden gezet.” 

,,Het is moeilijk om hier in Volendam te zijn, omdat velen me nog als de oude John kennen. Ik wil het verleden achter me laten, voor mij begint mijn tweede leven. Het gaat bergopwaarts vanaf nu. Ik vind het fijn om te delen, wat er is gebeurd, wie ik ben, waar ik sta en wat ik wil bereiken. Ik had heel veel moeite met ‘op Volendam’ zijn, heb onlangs al een stukje voor de Nivo geschreven in de Moedige Moeders-rubriek ‘Groeten uit De Stam’. Daarna was er een deel van de drempel weg. Steeds meer mensen weten het, dan hoef ik niet álles uit te leggen Ik ben al een paar keer hier geweest, dan komt er veel op me af. Ik moest vanuit het programma ook alleen op de dijk lunchen, in het zicht van iedereen. Enkele keren is er begeleiding vanuit De Stam mee geweest en die beleefden iets wat ze niet vaker hadden meegemaakt. Ze noemden mij een wereldberoemde gast in het dorp, omdat ze zagen dat zóveel mensen me aan spraken.” 

Hij is 32 jaar jong en heeft zichzelf – eindelijk – geaccepteerd. ,,Ik hou van mezelf. Op de spiegel in mijn kamer hangen briefjes: ik ben wie ik ben en ik ben om van te houden. Het contact met mijn ouders is hersteld, terwijl ik hen zoveel schade heb toegebracht. Ook mijn zus en zwager heb ik zoveel pijn gedaan.” 

,,Ik leidde een leven met leugens. Dat voelden mijn ouders ook wel. M’n moeder probeerde me steeds bij professionele hulp te krijgen. Op een gegeven moment kwam ik er alleen om te eten of eten op te halen. En dan snel weer weg. Ik kon  de pijn en het verdriet van m’n moeder niet meer aanzien, schaamde me. Kwam niet opdagen tijdens Sinterklaas of Moederdag.”

 

Bewind

 

,,Nu sta ik onder bewind. Leer bij De Stam om met budget om te gaan, leer de waarde van geld en spullen weer in te zien. En ik ga nu ook weer het mooie zien en plezier beleven van de kleinste dingetjes. Als m’n ouders op bezoek komen in Den Haag, dat ik gewoon zenuwachtig ben. Dan mag ik een stukje met ze wandelen, dat geeft zoveel energie, positiviteit, tranen van geluk. Ik waardeer het enorm. Terwijl ik er jaren helemaal niks bij voelde.”

,,Ik weet nog, toen ik tien maanden geleden bij De Stam binnenkwam, dat ik het saai vond. Eten, wachten, je taken, eten, slapen. Bij mij moest altijd alles snel, ik leefde gejaagd. Nu ben ik gewoon aan het genieten van een bord eten.”

,,Het traject – dat in totaal twee jaar in beslag neemt – gaat in fases. Straks mag ik vaker naar buiten, maar je bespreekt alles met de groep. We kennen elkaar zo goed, verstoppen gaat niet. We geven elkaar ook complimenten. Soms zeggen ze dingen tegen me, of geven me een kaartje met daarop een tekst, dan moet ik gewoon janken. Ik heb nu meer vrienden, die  uit gebruik zijn, met dezelfde instelling, waarop ik kan bouwen. Zij zijn voor mij als familie. We delen lief en leed. Ik heb er een nieuw leven opgebouwd en ga daar ook blijven. Ik heb me inmiddels aangemeld als vrijwilliger bij de Dierenambulance.”

Het is een voortdurend proces, met blijvende confrontaties. ,,Vorige week moest ik naar een Gay Café, kijken hoe dat voor me zou zijn. Dat doet wel veel met m’n hoofd. De dag erna had ik een stiltedag. Dan moet je mediteren, in je eentje, zonder telefoon en tv, tussen vier muren, een uurtje of zes. De dag daarna had ik een geheime opdracht: anderen teleurstellen, liegen, afspraken niet nakomen, om te voelen hoe het is om ver buiten de lijntjes te lopen en kijken welke invloed dat had op mij en op de groep. Dan behoort de groep mij aan te spreken, want we hebben gedragsregels. Dan krijg je confrontaties en die zijn nodig. Want hierna, als we terug in de maatschappij zijn, zullen we ook worden aangesproken als we bijvoorbeeld te laat op het werk komen. Dus dat aanspreken is enorm belangrijk. Dan moeten ze mij wijzen op mijn verantwoordelijkheid.”

 

‘Als er grappen worden gemaakt over of gescholden wordt met het woord ‘homo’, dat was ik al gewend van Volendammers. In De Stam wordt daar meteen over gesproken. Waarom zeg je dat? En wat bedoel je daarmee? Heb je door wat het doet met een ander?’

 

,,Het gaat er steeds om wat het met mijn gedachten doet en hoe ik reageer. Ik wil de dingen nog vaak zelf invullen, terwijl het in mijn situatie juist belangrijk is om het bespreekbaar te maken. Als ik dat niet doe en ik zit op die kamer, dan ga ik in het negatieve schieten. ‘Was ik maar hetero, het is zo complex allemaal’. Dan wil ik er weer omheen gaan, beland in oud gedrag en krijg weer suïcidale gedachten. Een naar gevoel, dat er helemaal niet hoeft te zijn.” 

,,De valkuil is nog steeds dat ik mezelf teveel in een hokje plaats. Dan verlies ik mezelf weer in mijn hoofd. We hebben een bel hangen en daar heb ik laatst nog aan getrokken. Dan gaan we met z’n allen praten. Steunen de anderen je. En zo kreeg ik weer nieuwe inzichten. Als ik zo doorga, komt het goed.”

Hij vertelt over de Bonding psychotherapie waar hij aan deelneemt. ,,Dan gaan we eerst alle stress los schudden en door elkaar heen lopen. Daarna moet je steeds op iemand aflopen, iets zeggen en elkaar aan blijven kijken Of liggen en iemand raakt je benen aan. Dan  komen er zoveel emoties boven, het is zo leerzaam.”

Voor zijn rol als coördinator oogstte hij complimenten van de groep en de leiding. ,,Ik bespreek de dingen meteen. Bijvoorbeeld als er grapjes of opmerkingen worden gemaakt die voor een ander kwetsend kunnen zijn. Dan confronteren we die persoon met het gedrag. Ook als er grappen worden gemaakt over of gescholden wordt met het woord ‘homo’. Dat was ik al gewend van Volendammers. In De Stam wordt daar meteen over gesproken. Waarom zeg je dat? En wat bedoel je daarmee? Heb je door wat het doet met een ander? Kortom, het inlevingsvermogen activeren. Je ziet er zulke mooie dingen gebeuren. We bevragen elkaar over hoe de dingen gaan, ook over hun thuissituaties. Zo ontstaat verbinding.” 

Dat laatste is een groot goed, zo besefte hij onlangs. ,,Mijn ouders en zus hadden een zogeheten schadebrief geschreven en die werd voorgelezen. Dat werd emotioneel. Ik begreep nu ook dat ze enige politiebegeleiding hebben gehad, vanwege mijn dreigementen. Dat wist ik niet meer, dat was de tijd dat ik de duivel in me had. We kunnen gelukkig weer door één deur heen, daar ben ik heel blij mee.”

 

Kleuterschool

 

,,Ik wil ook in de toekomst iets betekenen voor jongeren hier. Ga met Moedige Moeders in gesprek om lezingen te geven. Ik weet hoe het belangrijk het is dat je jezelf kunt zijn. Dat je mag zijn wie je bent. Je gevoel mag er ook zijn, praat er over, verstop jezelf niet in middelen. Dat praten gebeurt hier veel te weinig. Dat merkte je wel in de documentaires van de Nieuwjaarsbrand. Toen ik in De Stam kwam, kon ik mezelf ook niet uiten. Alsof ik op de kleuterschool zat. Hier in Volendam is het vaak te oppervlakkig. Maar er zit écht wel gevoel in mensen. Als je daar over praat, dan is er herkenning en kun je iets bereiken. Bij jongeren is het vaak een kwestie van bij de stoere groep willen horen en gevoel is voor mietjes. Maar gevoel, dat is de mens.” 

,,Dus elke jongere moet de ruimte hebben om te zorgen dat hij of zij begrepen wordt. Ga naar de kern, als het over gevoel gaat. Als je het opkropt, gaat het een eigen leven leiden en eindigt het in negatieve neerslachtige gedachten. Dat gebeurt veel in Volendam. Drugs haalt de remming weg, dan durf je alles. Ik ervaar nu dat het ook zonder kan. Als ik de baby van mijn zus in mijn handen heb, dan voel ik dat door mijn hele lichaam. Dat is indrukwekkend. Het contact met mijn ouders: dat dat weer bestaat, dat is gratis geluk. Terugvallen in gebruik is geen optie meer voor mij.” 

Het verleden is niet uit te wissen, maar oom John heeft er van willen leren, wil zijn zoveelste kans écht met beide handen aanpakken en in het heden een goed voorbeeld zijn.

Om u beter en persoonlijker te helpen, gebruiken wij cookies en vergelijkbare technieken. Als u verder gaat op onze website gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer weten? Lees dan ons cookiebeleid.